Waarnemingen van optische verschijnselen in het verleden

Op 2 april 2020 voegden we twee extra types van waarnemingen toe in de app, namelijk ‘wateroverlast’ en ‘optische verschijnselen’. In tegenstelling tot waarnemingen van ‘wateroverlast’ die doorheen de geschiedenis goed werden gedocumenteerd, werden de waarnemingen van  ‘optische verschijnselen’ minder vaak bijgehouden. Toch blijven ze een fascinerende en interessante meteorologische informatiebron.

Waarnemingen van optische verschijnselen die in de KMI weer-app gerapporteerd kunnen worden.

Voor deze optische meteorologiche verschijnselen wordt de term halo als verzamelnaam gebruikt voor een groot aantal diverse verschijnselen aan de hemel. Er zijn vele soorten van halo’s die zich voordoen als gekleurde of witte kringen tot lijnen en lichtplekken in de nabijheid van de zon of de maan.

In de KMI weer-app worden de optische verschijnselen beperkt tot de meest frequente halo’s:

  • bijzonnen of bijmanen (in het meervoud : parhelia of paraselenae);
  • kleine kring of 22° halo; en
  • lichtzuilen.

Bijzonnen kunnen zeer fel zijn en zo de indruk wekken dat er drie “zonnen” op een rij aan de hemel staan. In het verleden werd een dergelijk optisch fenomeen dikwijls illustratief en kleurrijk beschreven. Het verschijnsel werd ook door de waarnemer geïnterpreteerd en werd dikwijls gezien als een voorteken van ongunstige gebeurtenissen zoals een bloedige oorlog, een grote sterfte, ...

 

Een prominent gekleurde bijzon

Een prominent gekleurde bijzon (bron: Wikipedia).

De meteorologische optische verschijnselen uit het verleden die door kroniekschrijvers werden waargenomen werden in manuscripten neergepend. De historische klimatologie houdt zich bezig met de studie van het klimaat uit het verleden en is een wetenschappelijke discipline die onder andere de techniek van de geschiedkundige kritiek ('la critique historique') toepast op oude klimatologische, meteorologische of hydrologische waarnemingen.

Onze medewerker Gaston R. Demarée dook in een ver verleden en verzamelde geen waarnemingen van optische verschijnselen via de app, maar via annalen uit historische manuscripten. De korte fragmenten hieronder vormen een beperkte bloemlezing van oude teksten betreffende optische verschijnselen (er wordt hier niet expliciet aan historische kritiek gedaan). In de mate van het mogelijke werd de oorspronkelijke schrijfwijze behouden en wordt er tevens in het kort vermeld waar deze fragmenten kunnen worden opgezocht.

  • In de stad Colmar, Elzas, “waren drei Sonnen sichtbar in 1252.” ( Die kleineren Jährbüchern von Kolmar, VIII)
  • Omstreeks 1276 rond Pasen waren in Bazel, Zwitserland, “um die Sonnezwei Kreise von der Farbe des Regenboges sichtbar gewesen”, ‘die elkaar kruisten en twee kruisen leken te vormen: ze verschenen tijdens de preek van een Minderbroeder [Franciscaan] die om een processie over het meer vroeg’. (Annalen und Chronik von Kolmar, Die Jahrbücher von Basel, p. 23-25). In dit geval wordt door de prekende Franciscaan het verschijnsel van twee kleine kringen of  omhullende circels rond de zon opgeroepen tot een verdere godsdienstige plechtigheid en dit misschien om de voortekenen van de verschijning een gunstige wending te geven.
  • Anno Eodem [1431], sach men drye Sonnen in den Hemel, die allencxken versaemden in een Sonne.” (Wouter van Heyst, 1753, Het boek der tyden in ’t korte, ... , p. 196)
  • Anno Eodem [1525], worde in de lucht gesien, vele wonderlicke Teyckenen ; als drye Sonnen ; ende die middelste was die grootste, dat scrickelick was ende grouwelick te aensiene.” (van Heyst, 1753, Het boek der tyden in ’t korte, ... , p. 267)
  • “Anno Eodem, den 27 Februario [1527], openbaerde een Comete, by Trier, ende in Oostenryck, als drye Sonnen, besloten met drye groote Reghenboghen, ende vele Menschenhoofden, ende lanchen [], ende zweerden, met bloedigen stralen, onder malcanderen gemengt : Daer veel verdriets nae quam, van Bloetstortinghen, onder die kerstenen, ende van de Turcken.” (van Heyst, 1753, Het boek der tyden in ’t korte, ... , p. 269)
  • De kronijk uit het Klooster Maria-Wijngaard te Weert (1442-1587), Nederlands Limburg, werd geschreven door een zuster uit het klooster te Weert dat behoorde tot de Congregatie van Windesheim. De kronijk is rijk aan informatie over optische verschijnselen, die meestal samen met de natuurcatastrofen en pestilencien vermeld staan, wat hen dan ook in een zwart daglicht stelt. In deze context wordt de parhelie van Witte Donderdag, 22 maart 1563, gezien in het kader van de talrijke aardbevingen uit het eerste halfjaar van 1563 en het optreden van de pest te Weert.“En de sonne wiert desen dagh eens gesien geheel swart, boven haer hebbende twee sonnen tegen een, seer claer, die haer radiën of straelen tegen malcander schoten al dansende ende schietende, verduysterende die ander of derde sonne, die al swart bleef en sagh. [...] Ontrent desen tijt sijnder wederom vier sonnen gesien.” (Creemers, Kronijk Klooster Maria-Wijngaard te Weert, p. 158-159)
  • Op dezelfde manier zagen sommige burgers van Weert op de 4de mei 1566omtrent seven uuren, seven sonnen bij een, die vier vergingen in ’t kort, maer die drij bleven langen tijd staen in de loght, en de maene stont midden tusschen die sonnen stantvastigh sonder verganck”. (Creemers, Kronijk Klooster Maria-Wijngaard te Weert, p. 165)

 

Cookies opgeslagen